De Werkgroep Kleine Marterachtigen Bommelerwaard (WKMB) heeft als voornaamste doelen 'Het in kaart brengen van kleine marterachtigen in de Bommelerwaard’' en 'Inzicht krijgen in habitatkeuze en –gebruik door kleine marterachtigen'. De kleine marterachtigen die in Nederland voorkomen zijn de wezel, hermelijn en bunzing. Landelijk is er zeer weinig bekend over de populatiegrootte en –trend van deze diersoorten. De werkgroep probeert om de kennis voor de Bommelerwaard te vergroten, en op die manier bij te dragen aan de bescherming van kleine marterachtigen. De werkgroep heeft ook aandacht voor de grote marters: de boommarter, de steenmarter en de das.
Sinds december 2021 bestaat de werkgroep uit zes leden.
Kleine marterachtigen
De wezel (Mustela nivalis) is het kleinste roofdier van Europa. Het is een roofdier pur sang dat gespecialiseerd is in het vangen van (veld)muizen. Het territorium van de wezel meet slechts enkele hectaren. Het territorium van de man overlapt vaak territoria van meerdere vrouwen. Wezels komen in veel verschillende typen gebieden voor. In het habitat van de wezel dient altijd voldoende voedsel en dekking aanwezig te zijn. De hermelijn (M. erminea) is iets groter dan de wezel en is daarvan te onderscheiden door de zwarte staartpunt en scherpe demarcatielijn. In Nederland heeft enkel de hermelijn een witte wintervacht. Ook de hermelijn leeft in veel verschillende gebieden, in Nederland lijkt de hermelijn wel een voorkeur te hebben voor nat habitat. De hermelijn neemt prooien die vele malen groter zijn dan hijzelf. De bunzing (M. putorius) is de grootste van de kleine marterachtigen en wordt vaak gevonden in kleinschalig landschap, de bunzing komt daarnaast vaak voor in de buurt van water en zelfs in de buurt van mensen. Het menu van de bunzing is gevarieerder dan dat van de wezel en de hermelijn. Alle kleine marterachtigen leven in holen die ze overnemen van hun prooi (veldmuis, bruine rat, mol, konijn etc.) of in natuurlijke holtes.
Camera-onderzoek
De WKMB is in 2019 begonnen met het inventariseren van kleine marterachtigen. Voor het eigen onderzoek wordt gebruik gemaakt van cameravallen. Er worden geen dieren gevangen, maar foto's of films gemaakt met in het veld opgestelde camera's die reageren als er iets voor de lens beweegt. Er zijn drie populaire methodes.
De zogenaamde marterbox is een kist die onopvallend in het veld wordt geplaatst, op een plek waarvan verwacht wordt dat kleine marterachtigen er passeren. Typisch is dat een lijnvormig landschapselement met beschutting, zoals een bosrand, een heg of een sloot met een ruig begroeide rand. In de kist is een buis aangebracht. Een klein dier kan deze buis in- en uitlopen, door de kist heen. Aan de zijkant is de buis open. Hierop is de camera gericht, die zich in de kist bevindt. Met een geurstof wordt geprobeerd om kleine marters te verleiden om de buis in te gaan. Het dier wordt niet vastgehouden, en wandelt de buis en de kist aan de andere kant weer uit.
Marterboxen zijn vrij log. Een lichtgewicht variant is de zogenaamde struikrover. Hierbij wordt geen kist gebruikt, maar wordt een korte half open buis direct in het veld geplaatst. De camera bevindt zich ín de buis, aan het dichte eind. Aan het open eind wordt geurstof aangebracht. Marterachtigen zijn razendsnelle dieren. De buisvorm en de geurstof hebben een aantrekkingskracht op ze, waardoor ze even stilstaan voor de camera. Meestal niet meer dan een paar seconden, maar genoeg voor een foto of een filmpje.
Een derde methode is om de camera simpelweg aan bijvoorbeeld een boom of een paal te bevestigen, op ongeveer kniehoogte. Op ongeveer twee meter er vandaan wordt dan een object met geurstof bevestigt. Deze methode is vooral geschikt voor wat grotere dieren, zoals de bunzing en de boommarter. Daarom wordt die de Bubo-opstelling genoemd.
Naast het uitvoeren van camera-onderzoeken verzamelen we ook gegevens van waarnemingen van anderen.
Resultaten
Voor alle roofdieren geldt dat het voorkomen van prooidieren de belangrijkste factor is om een gebied geschikt te maken. Voor kleine marters komt daarbij dat er voldoende beschutting moet zijn, zodat ze zich kunnen verplaatsen buiten het zicht van predatoren zoals roofvogels en uilen. En er moet nestgelegenheid zijn zonder verstoring. Kleinschalig landschap, met rommelige stukjes, heggen of bosranden met een kruidenrijke zoom, zijn favoriet. Inmiddels hebben we kleine marterachtigen al op vele plaatsen in de Bommelerwaard vastgesteld.
De wezel, de kleinste van het stel, komt verspreid over het hele gebied voor. De aantallen wezels die de werkgroep aantreft fluctueert per jaar. We nemen aan dat de muizencyclus, waarbij er ongeveer iedere vier jaar een piek in de muizenstand is, gevolgd door een instorting ervan, hier een rol in speelt. Maar de inspanning van de werkgroep zelf is niet voldoende constant om daar stellige conclusies over te trekken.
De hermelijn wordt veel minder vaak aangetroffen. Dit dier is nog maar een enkele keer op de camera verschenen. De hermelijn lijkt meer dan de wezel een voorkeur te hebben voor (vochtig) natuugebied. Hermelijnen zijn bijvoorbeeld gezien in de Lieskampen en in het Munnikenland. Dat de hermelijn een zeldzaamheid aan het worden is is ook het landelijke beeld.
De bunzing is lastig om in beeld te krijgen. Het dier lijkt niet heel erg geïnteresseerd te zijn in de buisvormige camera-opstellingen, en voor een opgehangen camera verschijnt hij vaak enkel in het voorbij flitsen. Toch hebben we hem op diverse plekken aangetroffen, typisch op plekken waar ook wat grotere prooidieren voorkomen, zoals konijnen. Bunzings worden vaak slachtoffer van het verkeer. Dat levert veel aanvullende waarnemingen op, waaruit de indruk onstaat dat het dier wijd verspreid voorkomt. Een bunzing kan grote afstanden afleggen op zoek naar nieuw leefgebied, dus een vondst van een aangereden dier betekent niet per se dat er een territorium dicht in de buurt is.
Ook van de grote marterachtigen zijn er veel gegevens verzameld. De boommarter komt voor in de Lieskampen en de Rampert, en is inmiddels ook al op andere plaatsen aangetrofen. De steenmarter komt vooral voor ten oosten van de A2. Er zijn zelfs dassenburchten in de Bommelerwaard.
Tenslotte levert de werkwijze met camera-opstellingen allerlei extra waarnemingen op van muizen, ratten, egels, konijnen, reeën, vossen, vogels en andere dieren.
Waarnemingen van marterachtigen en andere dieren worden bijgehouden in een speciaal hiervoor geschreven informatiesysteem, Erminea. Jaarlijks beschrijft de werkgroep haar voortgang in een jaarverslag.
Wezel met prooi