Uilen in het veld
In de Bommelerwaard komen heel wat uilen voor. De bosuil, kerkuil, steenuil en ransuil kan je met enige regelmaat tegenkomen. Dat is heel anders met de velduil.
De velduil (Asio flammeus)is een zeer zeldzame verschijning. Er zijn vrijwel geen broedparen in Nederland en ook als overwinterende vogel is hij zeer zeldzaam.
Reden om te juichen dus! Want Harry Kolman (voorzitter van de Natuurwacht) zag afgelopen vrijdag deze prachtige vogel rusten op een paaltje nabij Gameren. Hij had ook zijn telelens bij de hand en maakte daarmee deze prachtige foto.
De velduil jaagt net als de steenuil overdag. En wat echt bijzonder is, hij broed op de grond. Daarom is het voor een velduil belangrijk dat er ruige open velden zijn. Iets waar er in Nederland steeds minder van zijn.
foto: Kees Plomp/Harry Kolman
tekst: Dirk Muller
Ereleden Natuurwacht
Tijdens de algemene ledenvergadering van 7 maart, zijn Joop Wijkhuisen en Hans Welbie tot erelid benoemd. Beiden zetten zich al meer dan 40 jaar in voor de vereniging, met name voor het onderhoud van verschillende natuurgebieden.
Tijdens de uitreiking van de oorkondes is Joop gekwalificeerd als wellicht de beste (ketting)zager van de Bommelerwaard terwijl Hans geroemd werd voor zijn vakkundigheid op het gebied van het onderhoud van de kettingzagen van de vereniging. Ook vanaf deze plek willen wij Hans en Joop van harte feliciteren met hun benoeming tot erelid.
Recept van de dag ...
Gebraden reiger, blauw, purper of zilver, met de juiste saus erbij, was in de Vroegmoderne tijd een echte lekkernij voor de rijken. Reigernesten genoten bescherming (werden opgeeist) door grondbezitters en de jongvolwassen vogels werden vlak voor ze konden vliegen, net na Pasen, uit het nest geschoten. Dan zat er genoeg vet op.
Wat dat betreft was de Rus uit Den Haag een beetje vroeg met zijn maaltje waarvan de poten nu in het museum zijn verdwenen. Maar smakelijk zal het wel zijn geweest. De rijken wilden ze niet voor niets voor zichzelf houden.
En dan.... de bereiding. Een gerecht uit een Vroegmodern kookboek. "Een notabel boecxken van cokeryen" gedrukt tussen 1500 en 1540 bij drukker Thomas Vander Noot. Voor de rijke mensen geschreven zoals blijkt uit de ingrediënten saffraan, kaneel, gember en peper.
"Sause te maken tot reygers oft ten capuinen die men metten voeten braet na Paesschen.
Neempt cruymen van broode ende stootse wel ontwee [maak het goed fijn] met luttele wijns ende edicx [azijn] ende slaghet duer eenen stramijn [zeef]. Dan suldijt linghen [aanlengen] met wine ende edick tsamen ende doet erinne veel sofferaens, veel caneels ende ghimber, maer datse wel gheluwe [knalgeel] si. Ende eest dat ghi wilt, doetter luttel pepers inne ende doetere inne smout [vet] van den reygher. Waer [ware] oock die reygher te magher, so soude men dyen selven reygher met anderen smoute [vet] dropen [bedruipen] ende doen dan dat smout in de sause ende latense sieden [koken] totdatse dick ghenoech es ende oock wel binde."
Eet u smakelijk!
tekst en foto: Dirk Muller
De knobbelzwaan (Cygnus olor)
Wat een enorme vogel. Met een spanwijdte van meer dan twee meter en een gewicht van meer dan 10 kilo is het een van de zwaarste vliegende dieren. Imposant en statig. Zo statig dat de knobbelzwaan in de middeleeuwen veelvuldig is uitgezet in vijvers van parken. Rijke mensen hadden deze dieren graag in hun omgeving. Er is zelfs een wet in het Verenigd koninkrijk die regelt dat alle in het wild levende knobbelzwanen eigendom zijn van de koning of koningin. De Nederlandse naam Knobbelzwaan slaat op de knobbel boven op de snavel van de zwaan. De wetenschappelijke soortaanduiding olor is het oud-Latijnse woord voor zwaan. Maar ook cygnus laat zich in het Latijn vertalen met zwaan. Waarschijnlijk is dat de naam die er in later tijden voor gebruikt werd.
Pagina 28 van 32