Duivelswerk
Opkomend uit het niets, in innige omarming met de brandnetel. Draad na draad omwindt hij zijn slachtoffer. Waar hij contact maakt met zijn schijnvoetjes dringt hij het vaatweefsel binnen om zich tegoed te doen aan de voedingstoffen die door de bastvaten van de brandnetel vloeien. Zuigt hem leeg, zodat hij zelf kan groeien. Het Duivels Naaigaren.
Of als je het iets vriendelijk zegt, Groot warkruid (Cuscuta europaea). Een echte parasiet. Zonder gastheer kan deze eenjarige plant niet overleven. Zodra de zaadjes kiemen krijgen ze eerst een worteltje en stengel. Met wat geluk is dat in de buurt van een brandnetel. Hij groeit en vormt schijnvoetjes (hautoriën) waarmee hij in de stengel van de gastheer boort. Als dat gebeurt, sterft het eerder gevormde worteltje af en is de plant volledig afhankelijk van zijn gastheer. Zelf maakt hij geen voedingstoffen hij steelt ze van zijn gastheer.
Voor de verspreiding is hij afhankelijk van de rivieren en geschikte gastheren. Daarom maakt hij heel veel kleine zaadjes. Ze vallen uit de bloemetjes of verspreiden zich via de poep van dieren die de gastheer eten. En zo begint het jaar erna het duivelswerk opnieuw.
De naam wetenschappelijke naam van dit kruid laat zich niet eenvoudig verklaren. Cuscuta stamt waarschijnlijk uit het Italiaans. Op Corsica is de naam coscuta nog steeds in gebruik voor het warkruid.
Tekst en foto's: Dirk Muller
Moeras moeras moeras.
Moerasrolklaver, moeraswalstro, moeraswespenorchis (ook heel erg mooi), moerasandoorn, moerasspirea, moeraskartelblad, moerasslak, moerassprinkhaan. Het moeras is rijk aan soorten.
Soorten die typerend zijn voor moeras gedijen het beste in een vochtige, drassige omgeving. Dit in tegenstelling tot de mens die graag begaanbare paden heeft en weilandjes waar je doorheen kunt lopen zonder natte voeten te krijgen. Gelukkig maar.
De vegetaties met bijbehorende diersoorten zijn door hun groeiplaats namelijk ook kwetsbaarder dan andere. Eenmaal belopen zie je in drassige terreinen nog lang een spoor. Maar wie het wel aandurft en weet waar zijn of haar voeten wel en niet te plaatsen, levert het een schat aan mooie planten en dieren op.
Zoals de moerassprinkhaan (Stethophyma grossum). Een soort van vochtige, natte weilanden. Je herkent hem onder andere aan de rood gekleurde achterpoot. Ook zijn karakteristieke geluid verraad zijn aanwezigheid. Het lijkt op het knippen met de vingers. Hij is niet te missen... als je weet waar je hem kan vinden. Bijvoorbeeld in de Lieskampen.
tekst en foto: Dirk Muller
Vlinders in de klas
ieuw, jakkes, vies!
"Groep 6 van De Leiboom is op excursie geweest in het Kloosterwiel samen met 2 actievoerders van de natuurwacht..."
Lees hier het hele verhaal
Boksbaard
Mooi in bloei, mooi erna. Niet veel planten blijven decoratief nadat ze uitgebloeid zijn. Maar de boksbaard, decoratief in knop, in bloei, als de bloemen in de loop van de dag weer sluiten en als ze uitgebloeid zijn. En de dijken staan er vol mee. Vooral in het stuk tussen Zaltbommel en Hurwenen. De boksbaard is een volksnaam voor de Gele morgenster (Tragopogon pratensis). De gele, samengestelde bloem opent in de morgen en sluit zo tegen het middaguur weer. Je vindt hem bij ons met name op de dijken maar van oorsprong is het een weideplant. In oude hooilanden kan je hem nog terugvinden. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de stukken glanshaverhooiland op het eiland bij de nevengeul in de uiterwaarden van Hurwenen.
De wetenschappelijke naam bewijst maar weer eens dat de oorsprong niet altijd Latijn is. Tragos betekent in het Grieks geit. Pogon (ook Grieks): van de kroon. Of te wel de kroon van de geit. Waar dat precies op slaat...wellicht is die grijze pluizenbol toch een soort kroon. Er zijn bronnen die menen dat pogon slaat op baard. De dichtgeklapte vrucht ziet er een beetje uit als een sik. Een sik, een kroon, een baard. Een hoop gemekker, bedacht door oude Grieken. Overgenomen door de naar determinatie hunkerende moderne mens. Graas lekker verder en geniet van het geel, het groen en het grijs.
Pagina 23 van 30